Year: 1957Publisher: Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen Letteren en Schone Kunsten van BelgiëEdition: 1stLanguage: NederlandsPages: 96Condition: FNBinding: SCSeries: Reeks VI.-Nr. 79Ft: 25x16,5 cm. 175 gr.
- INLEIDINGDe zeventiende eeuw, die in Noord-Nederland de gouden eeuw is op maatschappelijk en artistiek gebied, is filologisch beschouwd ook heel belangrijk, omdat toen stilaan een algemeen taalgebruik is ontstaan in de beschaafde milieus van de grote steden. De invloed van Amsterdam was hierbij overwegend, zodat het Hollands dialect het hoofdbestanddeel van deze algemene omgangstaal werd. Daar een groot deel der Amsterdamse bevolking echter uit vreemdelingen bestond, hebben ook andere dialecten hierbij een rol gespeeld, vooral het Brabants en het Vlaams, en wel omdat de elite uit de Zuidneder- landse gewesten ten gevolge van de geloofsvervolgingen naar de noordelijke provinciën was uitgeweken. Dit bleef natuurlijk niet zonder gevolgen op het taalgebruik de woordvoorraad onder meer werd hierdoor ten zeerste beïnvloed.Anderzijds kende ook de schilderkunst in de zeventiende eeuw een buitengewone bloei in de Nederlanden, zodat, naast andere geleerde geschriften, ook talrijke werken over schilders en schilderen het daglicht zagen.De studie van de woordenschat in verband met schilderkunst leek ons om deze beide redenen interessant en daarom besloten we er een wetenschappelijk werk aan te wijden. Tot nog toe werd dit beperkt tot een reeks woorden in het taalgebruik van één auteur, Willem Goeree, dat soms vergeleken werd met de woordenschat van Karel Baten, Karel van Mander, ...