Dit product is helaas niet meer beschikbaar

De houtsneden van Albrecht Dürer 1471-1528

Albrecht DÜRER
€12,00
Verzenden naar
*
*
Verzendmethode
Naam
Geschatte levering
Prijs
Geen verzendopties

Year: -
Place: Groningen
Publisher: Foresta
Edition: 1st
Language: NL
Pages: 208
Condition: VG
Cover condition: G
Binding: HC
Illustrated: z/w

Chronologisch gerangschikt.

- Inhoud:
Zijn jonge jaren, eerste Italiaanse reis, de jaren te Neurenberg, de tweede Italiaanse periode, aan het hof van keizer Maximiliaan. 

INLEIDING
Albrecht Dürer werd in 1471 te Neurenberg geboren, waar hij ook het grootste deel van zijn
leven heeft gewoond. Het huis waar hij de laatste jaren woonde is daar nog als historisch
monument bewaard gebleven. Zijn jeugdwerk is niet gesigneerd en pas in de twintigste eeuw
is bekend geworden dat tot dan toe onbekende gravures van zijn hand zijn. Tot het allereerste
werk behoren de tekeningen uit BRUDER CLAUS van Nicolaus von der Flühe. Zie blz. 7-9.
Dit werk verscheen in 1488. Dürer maakte dit dus op 17-jarige leeftijd. In 1490 maakte hij
tekeningen bij DIE GESCHICHTE DES PFARRERS VON KALENBERG van Philipp Frankfurter,
hier gereproduceerd op blz. 10-12. Van diezelfde tijd zijn ook reeds de tekeningen
van blz. 13 CHRISTUS VOOR KAJAFAS en DE DOOP VAN CHRISTUS IN DE JORDAAN,
beide uit Bertoldus HOROLOGIUM DEVOTIONIS, in 1489 uitgegeven te Neurenberg.
Dat Dürer een Godvrezend man was en de duivel met zijn verderfelijke inblazingen overal
tegenwoordig wist, getuigen de prenten op blz. 14 en 16. Ook moet hij al vroeg kennis hebben
genomen van de geloofsvervolgingen, want hij tekende de titelpagina van het tweede deel
van Jean Charlier de Gerson, een Frans theoloog, die na het Concilie van Constanz naar Tirol
vluchtte. Zie blz. 17.
Dat hij ook grote belangstelling had voor het toneel, bewijzen zijn tekeningen bij de KOMEDIES
VAN TERENTIUS, die hij maakte na zijn eerste Italiaanse reis. De deskundigen zijn
het er niet over eens of deze prenten inderdaad uit 1496 zijn dan wel gemaakt werden na de
tweede Italiaanse reis, die tien jaar later plaats vond. Reeds in het begin van de twintigste
eeuw was hierover een discussie gaande tussen Dürer-kenners en er zijn zelfs twee dissertaties
aan gewijd, zonder dat het juiste jaar kon worden bepaald. Zie blz. 19-25.
In 1493 illustreerde Dürer een boek van Chevalier de la Tour Landry DER RITTER VON
TURN in samenwerking met anderen, want slechts dertien van de vijfenveertig tekeningen
worden beschouwd als van hem te zijn. Het zijn allemaal voorbeelden van een vroom en
godvruchtig leven, bedoeld als leidraad voor de dochters van de schrijver. Zie blz. 26-32.
Van geheel andere aard zijn de tekeningen voor DAS NARRENSCHIFF van Sebastiaan
Brant, die dit boek in 1498 uitgaf, dus ruim 13 jaar eerder dan LOF DER ZOTHEID van
Erasmus verscheen. Merkwaardig genoeg bestaat er te Amsterdam thans nog een antiquariaat
met de naam HET NARRENSCHYP. Deze tekeningen zijn afgedrukt op blz. 33-41.
De bijbelse prentjes en afbeeldingen van heiligen van blz. 42-44 zijn vermoedelijk allemaal
gemaakt omstreeks 1494-1499, maar omdat een aantal hiervan werd herdrukt in HORTUS
ANIMAE dat in 1518 te Bazel verscheen, is het jaar van ontstaan niet meer met zekerheid
vast te stellen.
Venetië was in die tijd het centrum voor de boekdrukkunst en het kan niet anders of die stad
moet op een graficus als Albrecht Dürer een magnetische aantrekkingskracht hebben gehad.
Algemeen wordt aangenomen dat hij deze en andere Italiaanse steden in 1495 heeft bezocht.
Hij moet wel zeer onder de indruk van de hier aanwezige religieuze kunst zijn geweest, want
kort daarop verschenen zijn prenten over de GROTE PASSIE en DE OPENBARING VAN JOHANNES,
zie blz. 46-83.
Hierna komen een aantal platen van de heilige Brigitta, die destijds ook aan Peter Vischer en
Cranach werden toegeschreven en de wapens van Maximiliaan als keizer, aartshertog van
Oostenrijk, koning van Hongarije, hertog van Bourgondië, omringd door de Orde van het
Gulden Vlies. Zie blz. 85.
Bij Hieronymus Höltzel verscheen in 1503 te Neurenberg een gebedenboek met 63 houtsneden
van heiligen en bijbelse tonelen, waarvan kan worden aangenomen, dat ze in 1499
door Dürer werden gemaakt. Hiervan zijn 20 opgenomen op blz. 96 en 97.
Ook astrologie en astronomie hadden zijn aandacht. Zie DE ASTRONOOM op blz. 103
gebruikt als titelpagina voor een boek, in 1504 verschenen bij Johann Weissenburger te
Neurenberg en NAAKTE VROUW MET DE DIERENRIEM, door dezelfde drukker als losse
prent uitgegeven.
De zeventien prenten over het leven van de heilige Maagd Maria zijn al evenzeer een onderwerp
van discussie voor de deskundigen, omdat de ene groep ze plaatst vóór en een andere
na de tweede Italiaanse reis van Dürer. Dit komt natuurlijk omdat zij als bron van inspiratie
aan Dürer wordt toegedicht. Zie blz. 105-120.
Er is een periode in het leven van Dürer geweest dat hij zich niet in staat voelde die aandacht
aan zijn werk te geven, die het volgens zijn eigen inzicht verdiende. Hij noemde dit in zijn
dagboek (vrij vertaald) "knoeien met hout." Waarschijnlijk kunnen de afbeeldingen op blz.
121-132 hiertoe worden gerekend. Voorbeelden voor borduurwerk noemde Dürer de
cirkels gemaakt naar die van Leonardo da Vinci, hier afgebeeld op de blz. 133-136.
In zijn briefwisseling met Jacob Heller vermeldt Dürer dat hij moeite heeft met zijn pogingen
om grote schilderijen te maken en dat hij zich opnieuw tot het houtsnijden bepaalt. Als
steeds blijven heiligen en bijbelse voorstellingen het onderwerp, af en toe onderbroken met
een titelpagina voor een boek of het wapen voor een of ander belangrijk persoon.